Onwetendheid, angst en gemak regeren nog altijd in inspectieland
Het inspecteren van speeltoestellen in de openbare ruimte is en blijft nodig. Speeltoestellen zijn nog steeds niet zo hufterproof dat inspecties vooralsnog bittere noodzaak blijven. Voorkomen moet worden dat kinderen zich door achterstallig onderhoud ernstig bezeren. Maar hoe vaak moet nu precies geïnspecteerd worden? Na al die jaren dat het Warenwetbesluit Attractie- en speeltoestellen bestaat blijkt dat beheerders daar nog steeds niet allemaal van op de hoogte zijn. Bij navraag (1) aan eigenaren van speeltoestellen, waaronder beheerders van gemeentes, speeltuinverenigingen en vakantieparken, bleek dat nog geen 5% het juiste antwoord had op deze vraag. Maar liefst meer dan 95% wist niet wat wettelijk bepaald is wat betreft de inspectiefrequntie van speeltoestellen.
Wat zegt de wet (WAS)?
Het is aan de fabrikant (of leverancier) van het toestel te bepalen wat de minimale inspectiefrequentie is. Die frequentie moet bij certificering aan de keurende instantie (AKI) worden voorgelegd. De AKI bepaalt vervolgens of deze frequentie en de door de fabrikant voorgeschreven wijze van inspecties voldoen voor het te keuren speeltoestel. Het blijkt dat toestelbeheerders bijna nooit de door de fabrikant vastgestelde frequentie volgen en het aantal inspecties aanhouden dat ze voor alle andere toestellen ook hebben vastgelegd. Zo komt het regelmatig voor dat veel vaker wordt geïnspecteerd dan voorgeschreven is. Het tegenovergestelde komt soms ook voor: het uitvoeren van minder inspecties dan zou eigenlijk moeten. De gevolgen van het uitvoeren van te weinig inspecties kunnen groot zijn. Immers, men houdt zich niet aan de minimale frequentie die de AKI heeft goedgekeurd en waarop het certificaat is afgegeven. De beheerder voldoet dus niet aan de eisen die gesteld zijn aan het toestel. De gevolgen van het houden van te veel inspecties zijn op juridisch gebied nihil. Iedere toesteleigenaar mag altijd vaker inspecties uitvoeren. Al zijn er geen juridische gevolgen, op financieel gebied zijn die er natuurlijk wel.
Stel, een gemeente heeft een standaard inspectiefrequentie van vier keer per jaar. Een tiental betonnen poefs, een clustertoestel van half in het water liggende boomstammen en een paar stalen duikelrekjes worden aangeschaft en toegevoegd aan het totaalassortiment van de gemeente. De inspectiefrequentie voor deze dertien nieuwe toestellen wordt vervolgens ook op vier keer per jaar vastgelegd. De fabrikant heeft de toestellen laten certificeren met een door hem opgegeven inspectiefrequentie: één keer per jaar voor de betonnen poefs en de duikelrekjes wordt voldoende geacht. Geadviseerd wordt eventueel een tweede keer langs te gaan om kort te beoordelen of de toestellen nog heel zijn. Bij een inspectieprijs van 15 euro per toestel wordt er dus in dit voorbeeld 30 euro per jaar per toestel te veel uitgegeven. Voor deze twaalf nieuwe toestellen bedraagt dit dus al 360 euro.
De boomstammen worden echter te weinig geïnspecteerd. Omdat deze snel rotten in het water heeft de fabrikant bepaald dat deze elke twee maanden beoordeeld moeten worden. De gemeente voldoet dus in dit voorbeeld niet aan zijn plicht. Bij een ongeval volgt nader onderzoek door de NVWA en kan de gemeente een boete worden opgelegd. Juridisch zal de gemeente niet sterk staan als het ongeval aan de staat van het toestel te wijten is.
Waarom?
Logische vraag is: Waarom volgen beheerders niet de opgegeven frequentie? In een enkel geval wordt te weinig geïnspecteerd. Maar doorgaans ligt het aantal inspecties per jaar (veel) te hoog. Daar zijn drie redenen voor te bedenken.
Onwetendheid. Men weet gewoonweg niet wat de wet voorschrijft en vaart blind op de mening van externe deskundigen. Handleidingen van leveranciers worden zonder in te kijken gearchiveerd in plaats van dat de speciale onderhoudsinstructies worden overgenomen.
Gemak. Alle aanwezige speeltoestellen worden met dezelfde frequentie geïnspecteerd. Men ervaart het vaak als lastig om onderscheid te maken tussen toestellen die veel of weinig onderhoud nodig hebben. Denk aan eenvoudige, starre en massieve producten tegenover kwetsbare toestellen met plastic glijbanen en bewegende elementen.
Angst. Men is bang onvoldoende vaak te inspecteren en stelt de frequentie bewust erg hoog in. Men doet er alles aan om elke vorm van letsel te voorkomen. Inspectiebureaus zijn niet happig om te wijzen op de te hoge frequentie.
Verdere kostenbesparing
Er is een aantal methodes om geld te besparen in inspecties en onderhoud.
Verlaag indien mogelijk de inspectiefrequentie naar het door de fabrikant voorgeschreven niveau. Vanzelfsprekend geldt dat dit alleen kan als ook de andere omstandigheden gunstig zijn. Denk aan vandalisme en zeer veelvuldig gebruik.
Voer de inspectie van de meest eenvoudige speeltoestellen zelf uit. Denk dan aan toestellen als zandbakken, bokspringpalen, duikelrekjes, starre evenwichtsbalken en betonnen poefs.
Noteer bij inspectie geen zaken die niet op korte termijn zorgen voor een onveilig toestel. Dat verf is afgebladderd of lichte roest onder de zitting van een wipkip zit is geen reden om meteen groot onderhoud in te plannen. Het noteren van deze zaken, het opnemen in het systeem en het uitvoeren van de reparatie kosten alle onnodig geld.
Voer alleen onderhoud uit als het echt nodig is voor de veiligheid van het toestel. Als van een betonnen poef een stuk is afgebroken en geen scherpe randen aanwezig zijn, dan is onderhoud niet nodig om de veiligheid te waarborgen.
Verleggen van focus
Besteed een inspectie eens aan de ‘juridische’ stand van zaken in plaats van die van de toestellen zelf:
Is elk toestel (nog) voorzien van een typeplaatje? Niet aanwezig zijn van een plaatje kan 525 euro per toestel kosten.
Is het toestel ooit constructief aangepast en voldoet het certificaat nog steeds? Bij constructieve aanpassingen kan het certificaat namelijk vervallen.
Zijn alle toestellen gecertificeerd en kan ik dat ook aantonen? Let op, binnenskateparken vallen ook onder het WAS.
Dit artikel is verschenen in BuitenSpelen 04/2021. Lees meer van BuitenSpelen in onze digitale bibliotheek.
Noot
1. Navraag tijdens meerdere trainingen, niet gestaafd op wetenschappelijke cijfers.
Jeroen Bos
www.keurmerk.nl
Bij het thema van dit artikel betrokken organisaties
Meer artikelen met dit thema
’Innoveer met ons mee en kies voor het meest duurzame kunstgras ter wereld!’
17 jan 2023“KSP werkt in 2030 volledig circulair. Alles wat we maken, of het nu onderhoud is, aanleg of renovatie van…
Volop subsidie voor groene en gezonde schoolpleinen in Zuid-Holland
23 nov 2022Ruim 100 bestuurders, beleidsadviseurs, schooldirecteuren en leerkrachten spraken op de Schoolpleinentop met…
Wat is er nodig voor een toekomstbestendige ruimte waar kinderen graag spelen?
16 nov 2022Circa honderd geïnteresseerden kwamen…
Een speeltuin die perfect past bij de omgeving
5 jul 2022De speeltuin gelegen aan het Mariotteplein in Amsterdam heeft een grondige renovatie gehad. De speeltuin was…
Circulair versus leuk? Duurzaamheidscheck je speelplek!
4 jul 2022Natuurlijke, circulaire, speelplekken…
’Kinderen hebben plezier in bewegend leren in een groene omgeving‘
23 jun 2022Zaanstad gaat de komende tien jaar 65 basisschoolpleinen vergroenen. Tegels er uit en groen erin. Per jaar gaan…
Veilig klimmen en klauteren in Groningse speeltuinen
23 jun 2022In een nieuw gedicht schijft stadsdichter van de stad Groningen Myron Hamming over de speeltuin als metafoor…
Alle speelterreinen in Almere worden circulair
9 mei 2022Almere gaat de komende jaren alle speelterreinen binnen de gemeente omvormen tot circulaire speellandschappen.…
Reactie toevoegen